Dauwdruppels als diamanten
En fijn geweven zijden tapijt…

De rijke bramenplukker
Vele jaren geleden leefde er in een groot bos een oude bramenplukker. Zijn vader en moeder lagen al een halve eeuw aan de voet van een beuk begraven, doch dat was de bramenplukker reeds lang vergeten; hij wist niet eens wat het scheefgezakte kruis eigenlijk beduidde, doch achtte het raadzaam, wanneer hij er ’s nachts langs moest, een omweg te maken.
Verder woonde er niemand in het bos en daarom dacht de bramenplukker dat hij alleen op de wereld was. Deze gedachte deed echter zijn opgewektheid geen schade.
Hij zong luidkeels de vrolijkste liederen, zonder ophouden, behalve ’s nachts, want dan moest hij slapen –dat is een goede verontschuldiging. Maar verder, verder was er geen vrolijker mens denkbaar. “Zie,” placht hij ’s morgens te zeggen, “die zilveren parels op de bloemen! Voor wie anders liggen al die diamanten over het gras gestrooid dan voor mij? Wat ben ik rijk!” en als hij door het woud liep, zuchtte hij: “Wat een hoge gewelven, wat een ruime portalen, wat een prachtige zuilen! En dat alles voor één man!”
Prachtige zuilen:

Des middags lag hij op zijn rug naar de wolken te kijken, die de wonderlijkste figuren voor hem maakten. “Zie,” sprak hij dan, “een beer! En daar een winterlandschap! Wie heeft er zo’n zoldering? Ik word er verlegen van!”
Maar zoals je al wel weet: mooie liedjes duren niet lang in sprookjes. Behalve als ze eindigen met “En ze leefden nog lang en gelukkig”. Maar dat is buiten Godfried Bomans gerekend, dit sprookje heeft geen happy end.
Op een dag komt er een ontdekkingsreiziger bij de bramenplukker, en hij geeft hem te eten. Als de ontdekkingsreiziger in ruil een goudstuk wil geven, dan zegt de bramenplukker dat hij dat niet nodig heeft, want dat hij immers diamanten heeft, “een paar grasvelden vol”. Aangemoedigd door de nieuwsgierigheid van de ontdekkingsreiziger vertelt de bramenplukker dus voluit over zijn paleis, met zuilengangen waarbij men het einde niet kan zien, met duizenden slanke kolommen die het gewelf dragen, Over de muziek die de ganse dag voor hem klinkt, met telkens nieuwe liederen en met ’s avonds een aparte zanger voor de solo’s.
De ontdekkingsreiziger is door het dolle heen door deze ontdekking, en nog voor hij al die rijkdom wil gaan bekijken met de bramenplukker, vertrekt hij om kond te doen van zijn allergrootste ontdekking ooit. Hij trommelt een aantal mensen op, en trekt met hen terug naar de bramenplukker. Die is dolgelukkig dat hij zijn bezoekers zijn rijkdom kan laten zien, en ’s morgens toont hij hen vol ontroering de parels op het gras en de bloemen. Heel ontnuchterend zegt de burgemeester dat dat geen parels zijn, maar dauw. De zuilengangen worden bomen, en de muziek komt van een nachtegaal.
Een nachtegaal:

De bezoekers voelen zich bedrogen, en uit woedde hangen ze de bramenplukker op…
En toen ’s avonds de nachtegaal zijn trillend lied begon, was er niemand om te luisteren. Want de bramenplukker hing juist een tak lager, dood.
Godfried Bomans: Groot sprookjesboek.
Uitgeverij Elsevier, 1975.
ISBN 90 10 01403 7

Dit boek heeft trouwens prachtige illustraties.
Eigenlijk doet het me ook denken aan ‘Animal farm’ van George Orwell, in die zin dat je het door een kind kan laten lezen, en die zien het ‘sprookje’, maar als je het als volwassene leest, dan zie je er felle maatschappijkritiek in. Eender hoe, het blijven prachtige verhalen.
3 comments:
Nou, dat is zeker een sprookje om bij na te denken! Van Godfried Bomans staat hier Erik en het klein insektenboek in de kast. Ook zo'n heerlijk verhaal!
Dat verhaal ken ik nog niet. Inderdaad iets om bij na te denken.
Je bent altijd zo rijk als je zelf denkt. En die rijkheid is zeker niet altijd in geld uit te drukken.
Heb wel medelijden met de rijke bramenplukker. Hij was nou juist de rijkste.....
Post a Comment